8+0= 7 ... of: mogen we afwijken van de mathematische optelling van deelscores bij examens?4/13/2017 Het is nog veraf, maar we willen het toch nog eens hebben over examens. Deze ochtend kwamen we namelijk een interessante zaak tegen over een mondeling examen afgelegd door een student industriële wetenschappen (zaak nr. 2017/089). Hij kreeg op dat examen twee vragen: eentje die hij behoorlijk goed kon oplossen en eentje waar hij volledig in de mist ging en eigenlijk aantoonde dat hij de nodige basiskennis miste. Op de eerste vraag behaalde de student uiteindelijk 8/10, op de tweede 0/10. Mathematisch had de eindscore voor het mondelinge examen dan ook 8/20 kunnen zijn, maar de docent besloot om voor het examen in zijn geheel een 7/20 toe te kennen. Dit had als gevolg dat de student een 9/20 behaalde voor het opleidingsonderdeel (na de samentelling met de score van het practicum).
Op zich is het niet onlogisch dat de student zich vragen stelde bij de houding van de docent. Bij het recht van inzage kon hij namelijk duidelijk zien dat hij een 8 en een 0 behaalde op zijn examenvragen, maar toch stond er als eindscore een 7. De zaak geraakte dan ook bij de Raad voor betwistingen inzake studievoortgangsbeslissingen. De student ving er echter bot: de docent mag een examen op holistische wijze beoordelen en onder bepaalde voorwaarden kan de eindscore van een examen afwijken van de louter mathematische optelling van de resultaten op verschillende deelvragen. Tenzij anders bepaald in de ECTS-fiche, heeft de examinator namelijk een ruime appreciatiemarge bij het bepalen van het eindresultaat van een (mondeling) examen. Het is daarbij niet uitgesloten dat globaal een lager cijfer wordt toegekend, aldus de Raad, op voorwaarde dat daarvoor een aanvaardbare verantwoording wordt gegeven. Het is dus cruciaal dat de docent kan motiveren waarom hij deze globale beoordeling doorvoert. De rechters geven daarbij zelf het voorbeeld van een student die op een welbepaalde vraag dermate “uitvalt” waardoor eigenlijk blijkt dat essentiële competenties, kennis en/of vaardigheden niet bereikt zijn. Het is dan wel aan de docent om te bewijzen dat de student inderdaad deze uitlatingen gedaan heeft én dat deze aantonen dat de student de nodige essentiële kennis ontbeert. Voor deze motivering moeten we als eerste teruggrijpen naar de traditionele “bewijsmethode” van het mondeling examen. Daarvoor rust een belangrijke verantwoordelijkheid bij de docent: hij of zij moet noteren wat er gevraagd en geantwoord is op het mondeling examen, op beknopte wijze maar wel voldoende duidelijk (zie ook onze bijdrage “Stevig in je schoenen staan? Kies voor een mondeling examen!). Op deze manier kan je het bewijs leveren van de antwoorden gegeven door de student. Als tweede moet je kunnen uitleggen waarom die uitlatingen “gesanctioneerd moeten worden”. In deze zaak stelde de docent dat hij rekening had gehouden met het feit dat de student in kwestie een 0 had gehaald op een vraag over een essentieel onderdeel van de cursus, wat duidelijk wijst op ernstige hiaten in zijn kennis van de materie. Daarnaast wees hij erop dat ook op de bijvragen niet correct geantwoord kon worden, en ook daar bleek dus nogmaals dat de student niet voldeed aan de essentiële doelstellingen van het opleidingsonderdeel. Daarnaast had de student door middel van zijn antwoorden duidelijk laten blijken dat er wezenlijke tekortkomingen waren op het vlak van de vereiste voorkennis. De student kon dan ook niet slagen voor het vak, en de docent legde 7/20 op in plaats van het mathematische verwachte resultaat. Voor de Raad hebben deze motieven de nodige klaarheid gebracht. De klacht van de student werd dan ook afgewezen als ongegrond. Docenten zijn met andere woorden niet verplicht om de deelresultaten mathematisch op te tellen om tot een eindscore te komen. In deze zaak ging het toevallig om een mondeling examen, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit bij een schriftelijk examen anders zou zijn. Ook daar kan een student door een bepaald (geschreven) antwoord duidelijk laten blijken dat hij/zij de nodige basiskennis ontbeert. Het is evenwel cruciaal dat de docent ook dan kan uitleggen waarom hij afwijkt van de puur mathematische optelling.
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |